Het ontstaan van trauma en het verwerken ervan heeft alles te maken met je zenuwstelsel. Het is het meest gemakkelijk om uit te leggen hoe dat werkt door een dier als voorbeeld te nemen, omdat dieren zich niet met zichzelf kunnen bemoeien. Processen in hen voltrekken zich precies zoals ze bedoeld zijn.
Stel je een kudde zebra’s voor die lekker staan te grazen. Ze zijn veilig, dus hun zenuwstelsel is in rust. Dan ineens verschijnt er een leeuw. De ademhaling van de dieren versnelt en hun hartslag gaat omhoog. Hun zenuwstelsel is klaar om te vluchten en als dat niet lukt, te vechten.
De meeste van deze zebra’s zullen hun leven kunnen redden door te vluchten. Zodra ze buiten gevaar zijn zorgt hun zenuwstelsel ervoor dat hun lichaam even trilt en schudt en dan ontspant het weer. Het is terug bij veilig. Het mooie van dit proces is dat er geen trauma achterblijft in het dier. De ervaring is traumatisch, maar hun lijf zorgt zelf voor de verwerking ervan. Ditzelfde mechanisme hebben wij ook en leren we steeds beter snappen en gebruiken.
Stel nu dat de leeuw één van de zebra’s te pakken krijgt. Het dier zal nog proberen te vechten, maar dat is natuurlijk kansloos. De leeuw is sterker. Wat er dan gebeurt is iets heel bijzonders. Het zenuwstelsel van de zebra kiest voor totale overgave als laatste poging om te overleven. Het lijf valt stil, wordt koud en lijkt dood. Dit is een geniale actie, omdat een roofdier een voorkeur heeft voor een levende prooi. De kans is dus groot dat hij achter de vluchtende zebra’s aangaat.
Als blijkt dat de bevroren zebra de ontmoeting met de leeuw heeft overleeft wordt het lijf langzaam weer warm. Met schudden en trillen wist het alle sporen van de nare ervaring uit en keert dan weer terug naar de veilige staat. Het trauma is opgelost.
Alles in de natuur is gericht op overleven en dit waanzinnige, zelfregulerende proces met al zijn kansen en gevaren gaat ook bij ons aan als we flink bang worden en denken dat we weleens dood zouden kunnen gaan.