Toen ik 12 was ging ik bij mijn vader wonen. Hij woonde in een woongroep in een oud ziekenhuis in hartje Amsterdam. We woonden daar met een stuk of 10 mensen van begin 20, mijn vader en ik.
Ik vond dat stoer.
Op die manier wonen maakte mij snel zelfstandig. We aten elke avond met elkaar en dus leerde ik in grote hoeveelheden koken. Eerst deden mijn vader en ik dat samen, maar na verloop van tijd kookte ik in mijn eentje voor de groep.
Ik voelde me groot.
Maar ik was ook 12. En ik had al veel meegemaakt. De scheiding van mijn ouders, 6 verhuizingen en 3 verschillende scholen hadden mij nog niet aan het wankelen gekregen, maar wel aardig wat indrukken achtergelaten.
Het zat al behoorlijk vol in mij.
De puberteit, in combinatie met alles wat nog niet goed verwerkt was, maakte mij warrig. Ik raakte vaak dingen kwijt, waaronder mijn sleutels. En vooral dat vond ik echt vréselijk.
Misschien kan je je voorstellen hoe dat was.
Meestal ontdekte ik het al op school. Ik moest dan een half uur fietsen, wetende dat ik straks voor de deur zou staan, aan moest bellen en er minstens 2 chagrijnige huisgenoten hun hoofd uit het raam zouden steken en over de gracht zouden gaan roepen: “Alweer?!?”
Iets kwijt zijn zorgde tot nog niet zo lang geleden steevast voor paniek bij mij.
Deze week was het weer eens een keertje zo ver. Ik was mijn autosleutel kwijt. Niet een beetje, maar ècht. Terwijl ik aan het zoeken was voelde ik hoe rustig het bleef in mij, hoewel er best aanleiding was om op zijn minst een beetje spanning te voelen.
Ik logeer deze week alleen in een huisje in het bos en heb geen reservesleutel meegenomen.
De situatie deed me niet alleen terugdenken aan de tijd in de woongroep, maar ook aan één van mijn kinderen. Afschuwelijker nog dan de paniek die ikzelf vroeger voelde, is diezelfde paniek zien in zijn ogen als hij iets kwijt is.
Zonder te weten wat ik heb meegemaakt, heeft hij mijn paniek overgenomen.
De afgelopen jaren heb ik besteed aan het opschonen van trauma en andere onafgemaakte emoties in mijn lijf. Het heeft ervoor gezorgd dat ik in dit soort situaties in contact blijf met de veilige stand van mijn zenuwstelsel, wat wonderlijk rustig voelt.
Maar het aller wonderlijkste is wel dat het bij mijn zoon ook opgelost lijkt te zijn.
“Weet je nog dat je vroeger zo in paniek raakte als je iets kwijt was?” vroeg ik, toen ik hem even belde vanuit het bos. Hij wist het zich nog goed te herinneren. “Gelukkig heb ik dat al heel lang niet meer gehad.” zei hij opgelucht.
Intergenerationeel trauma valt te stoppen.
Oh, en mijn autosleutel zat in mijn andere broek. Maar dat wist jij natuurlijk allang